J.G.A. van den Akker
Pipeline connectors
Literatuuropdracht/scriptie,
Rapport 88.3.OS.2500, Sectie Transporttechniek en Logistieke Techniek.
Onderwaterconnectors kunnen worden gebruikt voor verschillende verbindingen
tussen pijpleidingen. Voordat ze echter toegepast mogen worden, moeten ze zijn
gecertificeerd door autoriteiten en classificatiebureaus als Lloyd's Register
of Shipping of Det Norske Veritas. Buiten deze eisen moeten ze ook voldoen aan
de functionele eisen gegeven door de specifieke installatie-situatie. Deze
functionele eisen zijn het gevolg van omgevingsinvloeden, het te transporteren
produkt, de installatie en de vereiste levensduur.
De samengevoegde eisen vormen, buiten natuurlijk de economische en technische
noodzaak de basis voor de connector-uitvoeringen. Het is duidelijk dat door de
verschillende situaties waar connectors geïnstalleerd worden er ook veel
verschillende uitvoeringen zijn. Deze uitvoeringen kunnen verdeeld worden in
vier hoofdgroepen:
- klem uitvoering,
- mof uitvoering,
- kogel uitvoering,
- schroefdraad uitvoering.
Deze uitvoeringen kunnen hydraulisch of mechanisch, of door een combinatie
hiervan geactiveerd worden om de verbinding tot stand te brengen.
De hydraulisch geactiveerde connectors hebben verschillende voordelen voor
het gebruik in diep water, omdat ze ook zonder duikers geïnstalleerd
kunnen worden. Mechanisch geactiveerde connectors, buiten de
schroefdraad-uitvoeringen worden meestal alleen maar gebruikt voor het
verbinden van flenzen of andere onderdelen aan pijpuiteinden. De
schroefdraad-uitvoeringen zijn eigenlijk een buitenbeentje, ze worden
voornamelijk gebruikt voor verbindingen tussen riserdelen; echter in sommige
gevallen kunnen ze ook toegepast worden voor verbindingen tussen een produktie
riser en een putkop.
Voordat een verbinding tot stand kan worden gebracht, moeten de pijpuiteinden
nog in kontakt met elkaar worden gebracht. Dit aspekt is verantwoordelijk
voor meer dan 60% van de totale installatiekosten. De pijpuiteinden kunnen
met een van de volgende methoden in kontakt warden gebracht:
- spool-piece methode,
- pull-in methode,
- lay-away methode,
- vertical methode.
Welke methode moet worden gebruikt hangt af van de situatie, of, met uitzondering
van de vertical methode, van de toegestane verplaatsing van het pijpuiteinde.
Deze verplaatsing is bepaald door het feit of het een first-end of een second-end
verbinding betreft, waarbij de laatste de minst toegestane verplaatsing geeft.
Een van de problemen met onderwater produktiesystemen welke uit meerdere
putten bestaan is dat voor elke put een pijpverbinding tot stand moet worden
gebracht. Vanuit economisch oogpunt bekeken is het goedkoper om al deze
pijpleidingen te bundelen en dan een gemeenschappelijke multi-bore cannector
te gebruiken. Deze bundel bevat meestal ook kontrole leidingen en elektrische
leidingen. Het gebruik van multi-bore cannectors voor dit type verbindingen
geeft speciale problemen inzake thermische krachten en positionering.
Buiten connectors zijn er ook nog twee andere mogelijkheden om pijpleidingen
te verbinden namelijk: lassen en het gebruik van flenzen. Deze twee methoden
worden voornamelijk gebruikt in ondiep water met relatief goede
weersomstandigheden tijdens de installatie. Een nadeel van deze methoden is
hun gebruik van uitrusting, mankracht en tijd. Voordelen zijn de bekende
bedrijfszekerheid over langere periodes en het weinige onderhoud. Dit in
tegenstelling tot connectors waarover nog weinig bekend is betreffende
bedrijfszekerheid over langere periodes en vereist onderhoud.
Rapporten studenten Transporttechniek en Logistieke Techniek
Gewijzigd: 2008.01.20;
logistics@3mE.tudelft.nl
, TU Delft
/ 3mE
/ TT
/ LT.