A.F. Huijgen
Het energiegebruik van rail- en wegvervoer.
Literatuuropdracht/scriptie,
Rapport 2002.TT.5619, Transporttechnologie.
Binnen de sectie Transporttechniek en Logistieke Techniek van de Technische
Universiteit Delft, Faculteit Ontwerp, Constructie en Productie, was behoefte
aan een studie naar het energiegebruik van rail- en wegvervoer van goederen.
In dit rapport wordt op een objectieve wijze uiteengezet van welke factoren het
energiegebruik van rail- en wegvoertuigen afhankelijk is en welke extra
factoren er meespelen wanneer er een vergelijking wordt gemaakt tussen beide
vervoerswijzen. Dit rapport beperkt zich daarbij tot de vervoerswijzen die
elkaar direct beconcurreren: het unimodaal wegvervoer en het intermodaal
spoorvervoer van containers, wissellaadbakken en gesloten opleggers. Vervolgens
is er met behulp van een rekenmodel, op basis van een theoretische benadering,
berekend wat het specifiek energiegebruik in [MJ/tonkm] voor beide
modaliteiten is.
Uit de resultaten blijkt ten eerste dat de uitkomst van de berekeningen zeer
afhankelijk is van de gekozen uitgangspunten. Ten tweede doet een lagere
bezettingsgraad van de trein en een relatief toenemende afstand van het voor-
en natransport per wegvervoer het specifiek energiegebruik van het intermodaal
spoorvervoer sterk stijgen. Er kan geconcludeerd worden dat het over het
algemeen energetisch voordeliger is om te kiezen voor het wegvervoer bij
transport over korte afstanden. Bij lange afstanden is het energiegebruik van
intermodaal spoorvervoer over het algemeen lager dan dat van het wegvervoer.
Als laatste dient vermeld te worden dat het energiegebruik een meer dan
evenredige stijging vertoont bij een toenemende snelheid.
Rapporten studenten Transporttechniek
Gewijzigd: 2002.07.10;
logistics@3mE.tudelft.nl
, TU Delft
/ 3mE
/ TT
/ LT.