Technische Universiteit Delft
Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen
Transporttechnologie



M.J. van Wijngaarden Mors op het oppervlaktewater. Een model ter beoordeling van de effectiviteit van morsmaatregelen
Doctoraalopdracht, Rapport 2006.TL.7100, Sectie Transporttechniek en Logistieke Techniek.


Bij de opslag, overslag en het transport van stortgoed treedt er mors op. Deze mors komt in het water, de bodem of de lucht terecht en kan daar milieuschade aanrichten. Enige tijd geleden ontstond er een discussie tussen Rijkswaterstaat en het stortgoed overslagbedrijf OVET B.V. over de vraag hoeveel mors er tijdens de grijperoverslag van stortgoed in het oppervlaktewater terecht mag komen. Deze discussie resulteerde in de oprichting van een projectgroep waarin onder andere Rijkswaterstaat, twaalf overslagbedrijven en de TU Delft zitting hebben. Een van de doelstellingen van de projectgroep is om een 'model ter beoordeling van de effectiviteit van maatregelen ter morsvoorkoming' te ontwikkelen. Bij de beoordeling van deze maatregelen wordt er zowel naar de kosten als naar de effectiviteit van de maatregelen gekeken.

Dit afstudeeronderzoek heeft de doelstelling om een model ter beoordeling van de effectiviteit van maatregelen ter voorkoming van mors op het oppervlaktewater te ontwikkelen. Het model is een instrument, dat zowel door de vergunningverlener als de vergunningaanvrager gebruikt kan worden, om aan te tonen dat de juiste morsmaatregelen zijn geselecteerd. Om dit model te realiseren is het noodzakelijk om de volgende deelvragen te beantwoorden: Om deze vragen te beantwoorden is er onderzocht welke regels er voor emissie gelden, hoe de emissie van stofdeeltjes in de lucht bestreden wordt en hoe risicobeoordelingsmodellen opgebouwd worden. Vervolgens is er een
beoordelingsmodel ontwikkeld en is het morsprobleem van OVET B.V. met dit model geanalyseerd.

Alle wetgeving in Europa op het gebied van emissie moet op de Europese richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (de IPPC-richtlijn) gebaseerd zijn. De richtlijn schrijft voor dat er om emissie tegen te gaan van de beste beschikbare technieken gebruik moet worden gemaakt. Daarnaast moeten er in de vergunning emissiegrenswaarden zijn opgenomen, wat op het moment niet het geval is.

Uit de analyse van diverse risicobeoordelingsmodellen is gebleken dat een degelijke risicobeoordeling zowel risicoschatting als risico-evaluatie bevat. Bij de schatting in het morsmodel speelt met name de hoeveelheid mors en schadelijkheid van de mors een rol. Om hieraan uitdrukking te kunnen geven is de term morsimpact in het leven geroepen, die aangeeft hoeveel mors met een bepaalde schadelijkheid er ergens optreedt.

In de praktijk blijken er hierbij twee problemen op te treden. Ten eerste is de hoeveelheid mors in de meeste gevallen niet precies bekend. De hoeveelheid mors die per cyclus uit een grijper valt, wordt, afhankelijk van het soort stortgoed, geschat op 0,1 tot 0,001 gewichtsprocent van de grijperinhoud. Ten tweede is er niet bekend hoe schadelijk de mors van stortgoed in het oppervlaktewater is. Het probleem hierbij is dat er wel bekend is hoe schadelijk bepaalde elementen, zoals zware metalen, voor het oppervlaktewater zijn, maar dat er niet onderzocht is uit welke elementen het stortgoed is opgebouwd.

Het evaluatiegedeelte van het model behoort antwoord te geven op de vraag waarom een maatregel wel of niet genomen zou moet worden. Om deze vraag te beantwoorden is het belangrijk om een inspanningsverplichting vast te stellen, die aangeeft wanneer het nog wel en wanneer het niet meer redelijk is om een bepaalde maatregel te eisen. Op grond van de IPPC-richtlijn wordt het principe van beste beschikbare technieken als inspanningsverplichting gehanteerd. Om tot uitdrukking te brengen of een maatregel redelijk is wordt er gekeken naar kosten en de effectiviteit van de maatregel. Om te bepalen of een maatregel als beste beschikbare techniek is aan te merken, wordt in het model gebruik gemaakt van de methodiek kosteneffectiviteit.

Om het beoordelingsmodel volledig te kunnen gebruiken, moeten de volgende zaken bepaald worden: De hoeveelheid mors kan bepaald worden door de hoeveelheid mors op het ponton te verzamelen en aan de hand van de effectiviteit van de ponton te bepalen hoeveel er totaal gemorst is. De schadelijkheid zal bepaald moeten worden door elk type stortgoed te analyseren. De kosten en de effectiviteit van verschillende morsmaatregelen zullen door de verschillende overslagbedrijven bij elkaar gebracht moeten worden.


Rapporten studenten Transporttechniek en Logistieke Techniek
Gewijzigd: 2006.12.06; logistics@3mE.tudelft.nl , TU Delft / 3mE / TT / LT.