Technische Universiteit Delft
Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen
Transporttechnologie



C. Kok en O.C. Maan Meten van mors bij de overslag van stortgoed
Experimentele opdracht, Rapport 2007.TEL.7182, Sectie Transporttechniek en Logistieke Techniek.


Bij de opslag, overslag en het transport van stortgoed treedt mors op. Dit is een onwenselijk verschijnsel wat vaak milieuschade tot gevolg heeft.
Vanuit het bedrijfsleven, Rijkswaterstaat en de Technische Universiteit Delft (cluster Mors-voorkoming) is de vraag gesteld in welke orde van grootte dit morsprobleem plaatsvindt. Uit deze vraag is een onderzoek ontstaan met als doel de hoeveelheid mors naar het oppervlaktewater als gevolg van de overslag van steenkool te bepalen .

Het doel van dit onderzoek is om de hoeveelheid mors die in het oppervlaktewater belandt tijdens de overslag van steenkolen te bepalen. Hiervoor is een meetmethode ontwikkeld die toepasbaar is bij de verschillende situaties bij de Nederlandse overslagbedrijven. De meetmethode wordt in eerste instantie toegepast bij twee bedrijven, namelijk Europees Massagoed-Overslagbedrijf (EMO) BV in Rotterdam en Overslagbedrijf Terneuzen en Vlissingen (OVET) BV in Vlissingen.

De meetmethode is zo ontwikkeld dat de verschillende situaties waarin de bedrijven opereren gemeten kunnen worden. Er wordt allereerst een onderscheid gemaakt tussen de situaties zoals die zijn bij de overslagbedrijven. Deze situaties zijn: boord - boord overslag, boord - kade overslag, gebruik van drijvende kranen of portaalkranen. Op basis van deze situaties wordt een meetgebied vastgesteld waarin de hoeveelheid mors verzameld wordt. Tijdens het actuele meetproces worden meerdere maatvariabelen geregistreerd, zoals de eigenschappen van het steenkool, weersomstandigheden, type materiaal en conditie er van, kraanoperator gegevens en informatie van het te lossen schip. Gedurende een ruimlediging wordt tussentijds op het van te voren afgebakende meetgebied de mors verzameld en gewogen. Deze gegevens worden, samen met de overige variabelen, opgeslagen in een speciaal ontworpen database.

Zoals gezegd, zijn er met behulp van het meetplan twee meetsessies verricht. Het meten bij EMO BV gebeurde tijdens een ruimlediging door één portaalkraan met een capaciteit van ongeveer 1379 ton per uur. Tijdens een boord - kade dienst van 4 uur en 35 minuten is het ruim volledig leeggemaakt.
De metingen bij OVET BV zijn verricht gedurende een 9 uur en 30 minuten durende boord - boord dienst met één drijvende kraan. Deze kraan had een capaciteit van ongeveer 737 ton per uur.
Tijdens de overslag van kolen is met behulp van het opgestelde meetplan de hoeveelheid gemorst materiaal bepaald. Bij EMO BV werd tijdens de meetsessie ongeveer 5,3 x 10-3 % van het totaal overgeslagen materiaal gemorst, waarvan 6,6 x 10-4 % direct in zee. Bij OVET BV werd ongeveer 2,2 x 10-3 % van het totaal overgeslagen stortgoed gemorst, waarvan niets in zee.

Vanwege verschillende omstandigheden bij de twee bedrijven zijn de uiteindelijke meetresultaten afkomstig van de EMO BV gecorrigeerd. Het verschil in spleetbreedte tussen kade en schip bij het gemeten ruim ten opzichte van de overige ruimen was één van de oorzaken. Ook de harde wind zorgde ervoor dat een groot deel van de mors buiten het meetgebied terecht kwam en dus onmeetbaar was. De meetwaarden zijn om deze redenen gecorrigeerd met een factor die bepaald is uit de gemiddelde spleetbreedte geldend voor het hele schip, en een geschatte correctiefactor voor de wind. De hoeveelheid mors op deze manier bepaald bij EMO BV is ongeveer 7,9 x 10-3 % van het totaal overgeslagen materiaal, waarvan 3,7 x 10-4 % direct in zee.

Omdat het maar twee metingen betrof is het niet mogelijk een concrete conclusie te geven betreffende de mate invloed van één of meer factoren. Meer metingen bij de verschillende Nederlandse overslagbedrijven dienen uitgevoerd te worden om de invloed van de verschillende factoren op het morsproces te kwantificeren.
Om de relatie tussen de snelheid waarmee wordt overgeslagen en de directe mors te bepalen, is noodzakelijk het aantal cycli dat de kraan met grijper maakt tijdens de meting, te registreren.
Om ook te bepalen of overslaan vanuit een leeg ruim, een half vol ruim of een volledig vol ruim van invloed is op de hoeveelheid mors, is het essentieel om bij te houden hoe vol een ruim gedurende de meting is. Er is immers bij free-digging een grotere kans op mors dan wanneer de grijper maar gedeeltelijk gevuld is.


Rapporten studenten Transporttechniek en Logistieke Techniek
Gewijzigd: 2008.01.26; logistics@3mE.tudelft.nl , TU Delft / 3mE / TT / LT.